Je komt in ons ziekenhuis voor een duodenoscopie. Dat is een kijkonderzoek van je slokdarm, je maag en het bovenste gedeelte van je dunne darm.
De dokter gebruikt hiervoor een speciale slang met daaraan een lampje en een kleine camera.
Duodeno-scopie bestaat uit 2 woorden:
- duodeno komt van duodenum en is het latijnse woord voor de twaalfvingerige darm. Dit is het eerste deel van de dunne darm.
- scopie betekent kijkonderzoek.
Met een duodenoscopie kan de dokter:
- afwijkingen aan je slokdarm, je maag en je dunne darm opsporen, zoals een ontsteking.
- een stukje weefsel afnemen voor onderzoek.
Het onderzoek duurt ongeveer 30 minuten.
Narcose
Een duodenoscopie is geen prettig onderzoek. Om goed te kunnen kijken, schuift de dokter een soepele slang (een endoscoop) heel voorzichtig door je mond in je keel. Dat is vervelend en soms doet het zelfs een beetje pijn.
Daarom doen we een duodenoscopie onder narcose. Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je merkt dan niets van de duodenoscopie.
Dagopname in het WKZ
Een duodenoscopie gebeurt meestal tijdens een dagopname. Dat betekent dat je op de dag van het onderzoek naar het ziekenhuis komt, en dezelfde dag weer naar huis mag. Je hoeft dus ’s nachts niet te blijven slapen.
Als je naar het ziekenhuis komt, ga je naar de dagbehandeling. Dat is in het WKZ op de 1e verdieping. Het onderzoek gebeurt op de operatieafdeling van het WKZ.
Als je al in het ziekenhuis ligt, ga je vanuit je eigen afdeling naar de operatieafdeling.
Je vader of moeder mogen de hele dag bij je blijven. Alleen niet als in de operatiekamer de duodenoscopie gedaan wordt. Je ouder blijft op de operatiekamer bij je totdat je onder narcose bent. Daarna gaan ze weg, Maar dat merk je niet, omdat je dan ”slaapt”. Als je weer wakker wordt, is je ouder weer bij je.
Je spijsverteringskanaal
Spijsvertering bestaat uit twee woorden:
- Spijs = eten
- Verteren = verbruiken, omzetten naar voedingsstoffen
Bij de spijsvertering zet je lichaam alles wat je eet en drinkt om in hele kleine deeltjes. Die deeltjes heten voedingsstoffen. Je lichaam kan deze voedingsstoffen opnemen en gebruiken. Je krijgt er energie van. Daardoor kun je actief zijn.
In je lichaam maken de organen van het spijsverteringskanaal het voedsel klein. Al deze organen werken samen. Zo maakt het eten een reis door je lichaam. Het begint als je eten in je mond stopt. Het eindigt als je gepoept hebt. Van boven naar beneden dus!
- Mond: Je tanden en kiezen in je mond maken het eten klein. Er komt speeksel bij het eten. In speeksel zitten bepaalde stoffen die inwerken op het eten. De spijsvertering begint dus meteen.
- Slokdarm: Als je je eten doorslikt, komt het in de slokdarm. De slokdarm drukt het eten naar je maag toe. Sommige stoffen uit je eten verteren hier al.
- Maag: Je maag maakt een soort knijpende beweging. Het eten wordt dan nog fijner gemalen. Er komt ook maagzuur bij het eten. Het maagzuur maakt een groot deel van bacteriën in je eten dood. Dat is goed, anders zou je snel ziek worden.
- Twaalfvingerige darm: Dit is het gedeelte tussen je maag en de dunne darm. Je alvleesklier, je lever en gal sluiten hier aan op het spijsverteringskanaal. Er komen vloeistoffen uit je alvleesklier en je gal bij je eten. Je eten is daarna helemaal omgezet in kleine voedingsstoffen.
- Dunne darm: Vanuit de dunne darm komen al veel voedingsstoffen in het bloed. Het bloed brengt het naar de rest van je lichaam.
- Dikke darm: Vanuit de dikke darm komen de laatste voedingsstoffen en water in het bloed.
- Endeldarm: Wat er nu nog overblijft, heb je niet nodig. Dat noemen we ontlasting (of poep). De endeldarm is een soort verzamelplaats voor de ontlasting.
- Anus (je poepgaatje): Via je anus verlaat de ontlasting je lichaam.
Hoe werkt een endoscoop?
Bij een duodenoscopie gebruikt de dokter een endoscoop. Dat is een soepele slang. Aan het uiteinde zit een klein lampje en een minicamera. De camera zit vast aan een beeldscherm. De dokter kan dan de binnenkant van je slokdarm, maag en darm op het beeldscherm zien. Hij kan ook foto’s maken van de beelden die hij ziet.
Vóór de opname
Een tijdje vóór de duodenoscopie heb je een afspraak op de POS-poli.
POS is de afkorting van: Pre Operatief Spreekuur. Dat betekent: het spreekuur vóór een onderzoek, behandeling of operatie onder narcose.
Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je voelt dan niks van de duodenoscopie. We noemen dit wel slapen, maar het is geen gewone slaap. Als je onder narcose bent, kun je niet uit jezelf wakker worden. De anesthesioloog is de dokter die jou de slaapmedicijnen geeft. Hij zorgt voor jou als je onder narcose bent en hij zorgt ervoor dat je weer wakker wordt als de dudenoscopie klaar is. We noemen hem ook wel de slaapdokter.
De POS-poli is in het WKZ op de 1e verdieping bij receptie 8.
Op de POS-poli heb je, samen met je ouders een gesprek met de POS-verpleegkundige of met de slaapdokter.
Wat gebeurt er op de POS-poli?
Ze willen van alles weten over je gezondheid. Bijvoorbeeld:
- welke ziektes je hebt gehad
- of je koorts hebt
- of je verkouden bent
Soms meten ze je gewicht, je lengte, je bloeddruk of je hartslag. Dit doet geen pijn.
Ze bespreken met jou en je ouders:
- hoe het gaat als je onder narcose gaat
- hoe jij het beste de narcose kunt krijgen: met een prik of met een kapje.
- wat jou kan helpen als je pijn hebt of bang bent.
Als je tegen de narcose op ziet, zeg het dan tegen de POS-verpleegkundige of de slaapdokter!
Op de POS-poli krijg je een folder over de narcose. Dan kun je nog eens nalezen wat er is verteld.
Voor ouders
- Gebruikt uw kind bloedverdunningsmiddelen? Dan kan het zijn dat uw kind deze al vóór de duodenoscopie niet meer mag nemen. Overleg dit vóór de opnamedag al met de arts.
- Gebruikt uw kind insuline? Dan raden we u aan om met de arts te overleggen. Misschien is het beter de dosis aan te passen.
- Is uw kind allergisch, bijvoorbeeld voor contrastvloeistof? Meld dit dan altijd.
- (Kinder)aspirine® is een pijnstiller die het bloed verdunt. Daardoor is er meer kans op nabloedingen. Geef uw kind daarom minstens twee weken voor de operatie geen (kinder)aspirine®. Als uw kind een pijnstiller nodig heeft, kunt u wel (kinder)paracetamol geven.
Kort voor de narcose mag uw kind geen vaccinatie krijgen. We houden de volgende periode aan:
- twee dagen voor de narcose geen DKTP- en meningokokken-vaccinatie
- twee weken voor de narcose geen BMR-vaccinatie